Kinderalimentatie betalen aan ouder bij wie het kind niet staat ingeschreven?

De A-G van de Hoge Raad heeft op 15 juli 2022 geconcludeerd dat het ook mogelijk is dat er kinderalimentatie wordt betaald aan de ouder bij wie het kind niet staat ingeschreven.

In beginsel gaat het Alimentatierapport er vanuit dat de ouder bij wie het kind staat ingeschreven de rechthebbende is voor de kinderalimentatie.

Die ouder betaalt ook de verblijfsoverstijgende kosten van het kind. Dit zijn bv. school, sport, kleding e.d.

Nog altijd wordt er vanuit gegaan dat er een ‘minimale’ kinderalimentatie van € 25 verschuldigd is, wanneer er een minimum inkomen is. Ook dat klopt niet.

En in deze conclusie geeft de A-G eindelijk aan dat het ook nodig kan zijn dat de ouder bij wie het kind staat ingeschreven aan de andere ouder kinderalimentatie moet betalen voor de verblijfskosten van het kind.

In de rechtspraak werd hier verschillend over gedacht. In een aantal uitspraken werd er al kinderalimentatie toegekend, maar in andere uitspraken niet.

Het Hof had in de uitspraak waarvan cassatie gesteld, dat er sprake zou moeten zijn van ‘bijzondere omstandigheden’.

De A-G deelt dit oordeel niet. In de conclusie van de A-G bij de Hoge Raad van 15 juli 2022 wordt geoordeeld dat:

Als een kind veel tijd doorbrengt bij een ouder niet de draagkracht heeft om tijdens die dagen (volledig) in de behoefte van het kind te kunnen voorzien, terwijl de ouder bij wie het kind zijn hoofdverblijf heeft wel een ruime draagkracht heeft, dan brengen de wettelijke normen met zich mee dat hier rekening mee wordt gehouden.

Is er sprake van co-ouderschap, heb jij onvoldoende draagkracht voor het dagelijks levensonderhoud van de kinderen en heeft de andere ouder wel ruime draagkracht, dan kan er kinderalimentatie worden vastgesteld.

Aan mijn cliënten geef ik ook altijd mee dat het de bedoeling is dat de kinderen na de scheiding op ongeveer hetzelfde levensniveau kunnen blijven leven. Het is niet de bedoeling dat ze in het ene huishouden elke dag biefstuk kunnen eten en in het andere huis een boterham met pindakaas.

Alimentatie gaat nog steeds uit van het ‘ouderwetse’ idee dat de vrouw de minstverdienende is, dat de kinderen bij de vrouw wonen en de man alimentatie betaalt.

Dat kan tegenwoordig heel anders zijn. En doordat er veel samenlevers zijn, betekent dit ook dat er geen partneralimentatie is in dat geval om het inkomen op te krikken.

Een simpel voorbeeld kan dit duidelijk maken.

Thijs heeft een Wajong uitkering van € 1.200 bruto. Marianne verdient € 3.000 per maand. Zij hebben samen een dochter Merel van 7 jaar.

De samenleving wordt verbroken. Ze spreken een co-ouderschap af. Merel staat ingeschreven bij Marianne.

Het netto besteedbaar inkomen (NBI) van Thijs is € 1.056. Dat van Marianne is € 2.536.

De behoefte van Merel is € 457. Deze behoefte moeten de ouders samen naar rato dragen.

Thijs heeft een draagkracht van € 16. Marianne heeft een draagkracht van € 667.

Samen hebben zij genoeg draagkracht om de hele behoefte van Merel te voorzien.

Van het bedrag van € 457 is 70% bedoeld voor de verblijfskosten. Er is sprake van co-ouderschap dus voor iedere ouder 35%.

De verblijfskosten bedragen dan ook € 160. Thijs komt dus € 143 per maand te kort om in het dagelijkse levensonderhoud van Merel te voorzien.

Marianne heeft voldoende draagkracht om alimentatie ten behoeve van Merel aan Thijs te betalen.

 

Het is dan ook logisch en volstrekt in lijn met het recht van het kind op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door ieder kind. En het klopt ook met het uitgangspunt dat ieder naar rato van draagkracht de kosten van het draagt.

Ik ga er dan ook vanuit dat de Hoge Raad deze conclusie van de A-G zal volgen en dit eindelijk een normale lijn in de jurisprudentie wordt.

Scroll to top