Omgangsregeling tussen grootouders en kleinkinderen

Met enige regelmaat wordt mijn hulp en advies gevraagd in omgangskwesties tussen grootouders en kleinkinderen, zowel vanuit de grootouders als vanuit de ouder(s).

In 2020 is er een sociaal en rechtsvergelijkend onderzoek uitgevoerd, waarvan het resultaat is neergelegd in het rapport “Omgang tussen grootouders en kleinkinderen, Een sociaal en rechtsvergelijkende studie”[1] Voor de volledige tekst en de bronnen verwijs ik naar dit lezenswaardige rapport.

Redenen voor beëindiging omgang 

Een belangrijke oorzaak voor verbreking van contact tussen grootouders en kleinkinderen is gelegen in conflicten tussen grootouders en hun (schoon-)kind.

Juist omdat ouders afhankelijker zijn van de gootouders en een groter beroep wordt gedaan op grootouders om op te passen op hun kleinkinderen kan leiden tot conflicten en breuken. Grootouders worden ermee geconfronteerd dat ze zich verplicht voelen hun kinderen en kleinkinderen te helpen en beschikbaar te zijn, maar dat van hen ook wordt verwacht dat ze niet bemoeizuchtig zijn.

Bemoeienis van grootouders met de opvoeding kan voor ouders aanleiding zijn afstand te nemen of contact te verbreken. Dit gebeurt sneller wanneer er sprake is van latente conflicten met (schoon)kinderen of wanneer meningsverschillen (uit het verleden) onopgelost blijven.

Een veelvoorkomende aanleiding voor een contactbreuk is echtscheiding. Het zijn vaker de vaders die minder contact hebben met hun kinderen na een scheiding. En het zijn dan ook vaker de grootouders van de kant van vader die het contact verliezen, en dan vooral indien zij geen goede band hebben met hun ex-schoondochter en indien zij uitgesproken partij kiezen in een echtscheiding.

Grootouders kunnen een veilige haven zijn voor kinderen in een echtscheiding, maar dit is niet het geval wanneer grootouders actief partij kiezen. Met name bij pijnlijke echtscheidingen kan ook het kleinkind zelf het contact verbreken.

Het overlijden van de eigen zoon of dochter van de grootouders kan ook een oorzaak zijn van het verliezen van contact met de kleinkinderen, als de andere ouder van de (klein)kinderen de band met de grootouders verbreekt.

Religie of cultuurverschillen tussen grootouders en (schoon)kind worden door grootouders en experts genoemd als reden voor wrijving en (uiteindelijk) verwijdering.

Over de consequenties van contactverlies voor kinderen is weinig bekend. Uit de onderzochte literatuur komt naar voren dat omgang tussen grootouders en kleinkinderen met name van belang kan zijn, als sprake is van problematische opvoedomstandigheden en de grootouders een hechte band hadden met de kleinkinderen. Op basis van de interviews met experts kan een onderscheid worden gemaakt tussen situaties waarin het ontbreken van contact een gemis is en situaties waarin dit minder het geval is. De leeftijd van kinderen is hierin van belang: jonge kinderen zouden zich minder bewust zijn van de afwezigheid van grootouders. Maar ook de intensiteit van het contact voorafgaande aan de breuk is van belang: bij veel contact tussen grootouders en kleinkinderen kan een breuk een groot gemis veroorzaken. Verder wordt aangegeven dat afwezigheid van grootouders niet per se negatieve gevolgen heeft als er voldoende vervangende mensen (in de familie) zijn.[2]

 

Juridische basis voor omgang tussen grootouders en kleinkind

Het kader voor de rechtspositie van grootouders wordt gegeven door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). In de Nederlandse wetgeving is het recht op omgang tussen kinderen en ieder die een nauwe persoonlijke betrekking heeft met het kind (family life) neergelegd in artikel 1:377a BW.

Op grond van de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is het in eerste instantie aan de ouders om te bepalen of er omgang tussen grootouders en kleinkinderen plaatsvindt. De staat heeft wel een verplichting om ‘normale omgang tussen grootouders en kleinkinderen’ te bewerkstelligen als sprake is van family life tussen de grootouders en de kleinkinderen. Op grond van de jurisprudentie van het is een puur wettelijke of biologische afstamming niet voldoende om family life aan te nemen. Over het algemeen verdient de relatie tussen grootouders en kleinkinderen minder bescherming dan die tussen ouders en kinderen.

Het is vaste jurisprudentie dat grootouders concrete omstandigheden moeten aantonen waaruit de nauwe persoonlijke betrekking blijkt, waarbij het gaat om ‘meer dan het gebruikelijke contact’.[3] Door tijdsverloop kan een nauwe persoonlijke betrekking niet verbleken, tenzij er zwaarwegende feiten en/of omstandigheden zijn die het bestaande family life nadien verbreken.

Zonder family life is het verzoek om omgang niet-ontvankelijk.

Als grootouders wel ontvankelijk zijn in hun verzoek, dan is er in beginsel recht op omgang, tenzij er sprake is van een ontzeggingsgrond. Dit is opmerkelijk omdat in de uitspraken van het EHRM een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen omgang met ouders en omgang met anderen dan ouders. Het uitgangspunt lijkt te zijn dat omgang met ouders in beginsel plaats moet vinden, tenzij het niet in het belang van het kind is, terwijl omgang met anderen dan ouders kan plaatsvinden, mitsdit in het belang van het kind is.

De rechter ontzegt het recht op omgang slechts, als:

  1. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
  2. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
  3. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
  4. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.

Daarnaast benadrukken experts de wens en het belang van de kinderen. Het uitgangspunt zou moeten zijn of het kind contact met de grootouder wil. In procedures behoort het kind gehoord te worden. De belangen van het kind zouden bijvoorbeeld door een vertrouwenspersoon of bijzonder curator kunnen worden behartigd. Daarnaast zou in geval van echtscheiding in de ouderschapsplannen standaard aandacht kunnen worden besteed aan contact met grootouders, waarbij geredeneerd wordt vanuit het belang van het kind. Mediation verdient de voorkeur boven het zetten van juridische stappen.

Wilt u advies of een mediation starten, kom dan in contact met mij!

[1] Jonker, M., Sarti, A., Jeppesen de Boer, Chr., Lünnemann, K., Drost, L. (medew.), Koster, N. (medew.), Verweij Jonker Instituut/ WODC, 2020.

[2] P. 18.

[3] Inwoning, regelmatige verzorging en opvoeding, intensieve oppasregeling, of omgangscontacten na de uithuisplaatsing kunnen relevant zijn. In 1 zaak werd ook het belang van afstammingsinformatie door de grootouders over de overleden ouder genoemd.

Scroll to top