Twee recente uitspraken over limitering duur partneralimentatie

Op grond van artikel 1:157 lid 3 BW kan de rechter de partneralimentatie toekennen onder vaststelling van een termijn. Volgens vaste jurisprudentie gelden voor een dergelijke limitering van de alimentatieduur hoge eisen aan de stelplicht van de alimentatieplichtige en aan de motivering van de rechter.

In de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 26 september 2017 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2017:3917) wijst het Gerechtshof het verzoek tot limitering van de alimentatieduur af.

In deze zaak was de alimentatiegerechtigde een 52-jarige vrouw. De vrouw werkte 32 uur per week en het verzoek om meer uren was door de werkgever afgewezen. De vrouw ws ongeschoold en werkte als schoonmaakster.

Het Gerechtshof wijst het verzoek van de man omdat het inkomen van de vrouw nu lager is dan haar behoefte en omdat zij haar verdiencapaciteit volledig benut. Daarbij speelt naar het oordeel van het Gerechtshof ook een rol dat de rolverdeling tijdens het huwelijk traditioneel was en de vrouw een kleine parttime had en voor de kinderen zorgde. Gelet op haar arbeidsverleden, gebrek aan opleiding en haar leeftijd verwacht het Gerechtshof niet dat de vrouw in de toekomst in meerdere mate dan nu het geval is in haar levensonderhoud kan voorzien.

De tweede uitspraak betreft die van het Gerechtshof Den-Haag van 27 september 2017 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2017:2859). In die zaak wordt het verzoek van de man tot limitering van de alimentatieduur wel toegewezen.

Het Gerechtshof gaat er vanuit dat de vrouw na vijf jaar volledig in haar eigen behoefte kan voorzien. De vrouw heeft gesteld dat zij recht heeft op 12 jaar alimentatie. Het Gerechtshof stelt hierover in de uitspraak: “Anders dan de vrouw meent, is geen sprake van een recht op alimentatie gedurende twaalf jaren, maar kan er slechts een aanspraak zijn op alimentatie indien sprake is van behoefte aan de zijde van de alimentatiegerechtigde en draagkracht aan de zijde van de alimentatieplichtige.”

“De vrouw heeft de studies Geneeskunde en Beleids- en bestuurswetenschappen beide cum laude afgerond. Na haar studies is zij in 1996 gepromoveerd en heeft zij acht jaar gewerkt als universitair hoofddocent (senior epidemioloog). . De man heeft onweersproken gesteld dat de vrouw 75 (internationale) publicaties op haar naam heeft staan en meerdere promovendi heeft begeleid. Daarnaast heeft zij de Nederlandse volksgezondheidsprijs gewonnen. Vanaf 2005 is de vrouw als bestuurder in de gezondheidszorg werkzaam. Voor het werk van de man zijn partijen verhuisd naar Canada en de vrouw heeft daarvoor haar baan als directeur opgegeven. Zij heeft toen twee jaren niet in Nederland gewoond, maar nog wel werkzaamheden verricht voor de corporation van de man. Inmiddels is de vrouw al weer drie jaren in Nederland en sinds 8 september 2014 werkzaam bij een onderzoeksinstituut. Sinds haar indiensttreding is haar inkomen aanzienlijk gestegen. Inmiddels heeft zij een inkomen van € 81.472,- bruto per jaar. Weliswaar stelt de vrouw dat zij thans niet verder kan groeien in salaris, maar gezien haar uitstekende curriculum vitae en haar netwerk is het hof op dat punt een andere visie toegedaan. Naar het oordeel van het hof zijn de opleidingsmogelijkheden van de vrouw en haar kansen op de arbeidsmarkt, ondanks haar verblijf in Canada en haar daling van het inkomen, niet negatief beïnvloed door het huwelijk. Het hof verwacht dan ook dat de verdiencapaciteitvan de vrouw binnen drie jaren na heden aldus zal zijn dat zij in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. Daarbij gaat het hof ervan uit dat het inkomen van de vrouw, zonodig in een andere baan, in de toekomst nog zal stijgen. […] Het hof gaat ervan uit dat de vrouw zich zal inspannen haar inkomen de komende drie jaren op een zodanig niveau te brengen dat zij daardoor over drie jaren in haar eigen behoefte kan voorzien. Met ingang van die datum zal het hof dan ook de alimentatie op nihil stellen.”

Uit deze uitspraken blijkt dat de wettelijke alimentatieduur van 12 jaar geen recht is, maar een aanspraak die alleen kan worden gemaakt als er behoefte bestaat aan partneralimentatie en draagkracht aan de zijde van de alimentatieplichtige. Bij de vaststelling van de behoefte wordt rekening gehouden met de eigen verdiencapaciteit van de alimentatiegerechtigde. Alle omstandigheden worden daarbij in aanmerking gekomen: rolverdeling tijdens huwelijk, opleiding, leeftijd, kansen op de arbeidsmarkt, mogelijkheden verdiencapaciteit uit te breiden.

Afhankelijk van de omstandigheden kan de alimentatieduur door de rechter op een kortere termijn worden gesteld. Na ommekomst van die termijn vervalt de alimentatieverplichting c.q. de aanspraak. Het is dan ook te adviseren in een procedure deze limitering aan de orde te stellen, wanneer de omstandigheden hiervoor aanleiding geven.

Scroll to top